Menu

Filter op
content
Zorg&Sociaalweb

0

De anderhalvemetersamenleving in de praktijk: 3 experts delen hun visie

De gevolgen van de coronacrisis zijn omvangrijk en nog lang voelbaar voor de samenleving. Met zijn allen werken we in de richting van een anderhalvemetersamenleving, een 'nieuw normaal'. Maar hoe gaat die eruit zien? Drie experts laten hun licht schijnen op het post-coronatijdperk.

13 mei 2020

Deze keer vertelt hoogleraar Eveline Wouters over de implicaties van de beoogde samenleving voor de langdurige zorg, vroegen we ruimtelijk planner Luca Bertolini naar de potentiële rol van smart cities bij de naleving van regels, en bouwadviseur Adriaan de Jong praat ons bij over de effecten van de maatregelen op de bouwsector.

Eveline Wouters, hoogleraar Succesvolle technologische innovaties in de zorg aan de Tilburg University

“Verpleeghuizen werden door het motto 'van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag’ meer een thuis en minder een ziekenhuis, maar daar heeft de anderhalvemetersamenleving nu een streep doorgezet”

Wat zijn de implicaties voor de anderhalvemetersamenleving in de care-sector?

Gezondheid in de breedte

De langdurige zorg, waaronder revalidatiezorg, ouderenzorg, verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg vallen, is zorg waar nabijheid en aanraking belangrijk zijn. Bijvoorbeeld in de zorg voor mensen met dementie, zijn belevingen op zintuigniveau van groot belang voor het welbevinden en het maken van contact. Soms is het de enige manier om te communiceren. Veel van de ontwikkelingen in deze sector hebben daarom de laatste jaren (vóór corona) een transformatie ondergaan. Waar deze voorheen vooral gericht was op ziekte, werd de aandacht verlegd naar welzijn en kwaliteit van leven in de breedte. Verpleeghuizen werden daardoor meer en meer een thuis, en minder een ziekenhuis. "Van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag" was het motto.

De anderhalvemetermaatschappij heeft hier nu een streep doorheen gehaald. Daar waar ouderen en familieleden binnen de grenzen van hun eigen huis elkaar kunnen blijven aanraken en ontmoeten, is dit in verpleeghuizen niet langer mogelijk. Dit roept weerstand op en veel vragen: in hoeverre beïnvloedt deze maatregel de gezondheid? In het kader van ‘positieve gezondheid’ wordt gezondheid gedefinieerd als meer dan de afwezigheid van ziekte (positieve gezondheid is ‘het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren’). Hoe wordt dit gewaarborgd voor bewoners in een verpleeghuis? We houden nu, door die anderhalve meter, alleen nog rekening met de gevaren voor fysieke gezondheid. Daardoor dreigt echter een groot gevaar voor de emotionele en sociale gezondheidsaspecten en per saldo de netto gezondheid. De vraag is dan ook in hoeverre de balans doorslaat in de verkeerde richting. Hier begint de maatschappelijke discussie zich ook op te richten nu de cijfers gunstiger worden. Dat leidt nu voorzichtig tot een versoepeling van de maatregelen.

Gebruik van technologie

Een ander gevolg van de noodzaak tot fysieke afstand is de toegenomen inzet van technologie om deze te overbruggen. De zorg kan gedeeltelijk doorgang vinden door de inzet van digitale middelen. Consulten, oefeningen en adviezen kunnen en worden op afstand gegeven. We zien, na een periode waarin technologie in de zorg slechts mondjesmaat werd opgeschaald, dat de anderhalvemeter- en thuiswerkmaatregel zorgen voor een flinke stimulans in het gebruik ervan. Een deel van de barrières die er tot nu toe waren zijn nu minder groot of worden grotendeels weggenomen: het nut (een belangrijke drijfveer voor gebruik van technologie in het algemeen en in de zorg in het bijzonder) wordt ineens veel duidelijker voor zorgverleners én voor patiënten. Het risico van fysiek contact weegt niet meer op tegen de eerder naar voren gebrachte nadelen van het gebruik van toepassingen zoals beeldbellen. Ook financiële barrières en barrières door de (financiële) schotten tussen zorgverleners, worden minder prominent en in sommige gevallen zelf geheel of gedeeltelijk opgeheven. Er wordt ook meer technologie vergoed dan voorheen door zorgverzekeraars. En niets werkt beter in het overwinnen van weerstand en de intentie om iets te gaan gebruiken, dan de echte ervaring van het gebruik.

Nu er op grotere schaal positieve ervaringen zijn en worden uitgewisseld met zorg op afstand, zal ook in de toekomst het gebruik ongetwijfeld doorgezet worden. Er zit echter ook een andere kant aan het verhaal. Niet alle zorg is geschikt om digitaal aan te bieden. Ook is digitale zorg niet voor iedereen weggelegd. Sommige ouderen, mensen met chronische aandoeningen, sociaal kwetsbare mensen en mensen met lagere opleidingen en inkomens hebben niet allen gelijke toegang tot digitale middelen en zijn niet allen even ‘digivaardig’. Enerzijds worden zij harder getroffen (vaker ziek) door het coronavirus, maar ook door de daartegen getroffen maatregelen. De verwachte toename van digitale zorg zal voor een aanzienlijke groep mensen niet zonder meer toegankelijk zijn, en daar moeten we oog voor hebben. Wellicht zal de verdeling anders worden: digitaal waar het kan, fysiek waar het moet. De overgang naar digitale zorg zou dankzij de anderhalvemetersamenleving wel eens heel snel kunnen gaan. Een extra reden om te zorgen dat zorg voor iedereen toegankelijk blijft.

Luca Bertolini, Directeur Centre for Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam

“Creativiteit en voorzichtigheid zijn geboden, en dus de mogelijkheid om te falen, en van het falen te leren.”

In hoeverre kan een ‘slimme stad’ bijdragen aan de naleving van een anderhalvemetersamenleving?

Ik heb, ben ik bang, een onorthodox standpunt, want slim is voor mij niet alleen digitale technologie. Ook de inrichting van de fysieke ruimte en van het publieke leven kan slim. Slim kunnen vooral de mensen zelf. Bovendien kent digitale technologie naast de vele kansen ook risico’s: privacy, afhankelijkheid van een beperkt aantal machtige bedrijven en veronachtzaming van andere soorten oplossingen, met navenant verlies aan veerkracht.

Mijn visie op de slimme stad in de anderhalvemetersamenleving bevat derhalve meerdere soorten ingrediënten. Ja, digitale technologie speelt een rol, maar ook ingrepen in de fysieke ruimte en het publieke leven, en vooral het aanspreken van mensen op hun verantwoordelijkheidsbesef, verbeeldingskracht en organiserend vermogen. Ik noem er een paar in het mobiliteitsdomein.

Een eerste ingrediënt van de ‘slimme anderhalvemeterstad’ is radicaal meer ruimte op straat voor lopende en fietsende mensen, zodat men zich vrij kan bewegen maar ook vrij kan vertoeven. Genoeg bestemmingen (scholen, winkels, voorzieningen, werkplekken) op loop- of fietsafstand. Dit is ook goed voor huishoudens die voor recreatie en beweging meer op hun directe woonomgeving aangewezen zijn, en voor bedrijven die afhankelijk zijn van de toeloop van mensen te fiets en te voet.

Een tweede ingrediënt is het fors verlagen van de maximale snelheid tot 30, 20 en in sommige straten zelfs 10 kilometer per uur. Op deze snelheden kunnen gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd verkeer de ruimte een stuk makkelijker en veiliger delen. Er is immers tijd om (slim!) op elkaar te reageren, wat ruimte schept.

Een derde ingrediënt: het openbaar vervoer. Dat is ingewikkeld. Anderhalvemeter betekent maar ongeveer een kwart van de capaciteit van vóór de crisis. Die capaciteit was er vooral om de piekbelastingen te kunnen verwerken. Dat kan niet meer, die pieken moeten eraf. Dat kan bijvoorbeeld met het spreiden van werk- en openingstijden, en soms vanaf thuis werken, studeren, winkelen en van online voorzieningen gebruik maken. En ja, een app die aangeeft hoe het met de bezetting van het openbaar vervoer zit, kan mensen de kans geven om daar nog slimmer op in te spelen.

Zo origineel zijn deze ideeën trouwens niet. Momenteel worden ze allemaal uitgeprobeerd in steden over de wereld, waar straten worden dichtgemaakt voor gemotoriseerd verkeer, maximale snelheden worden verlaagd en ook aan het ontlasten van het openbaar vervoer wordt gedacht. Een stuk minder in Nederland, zo lijkt het. Men wijst het toe aan het feit dat we hier al verder zijn met het ruimte maken voor voetgangers, fietsers en het openbaar vervoer. Misschien. Ik durf echter te betwijfelen dat het in deze situatie genoeg is. Ook wordt gesteld dat dergelijke ingrepen grote vragen oproepen. Dat klopt. Creativiteit en voorzichtigheid zijn inderdaad geboden, en dus de mogelijkheid om te falen, en van het falen te leren. Doe dan alle ingrepen tijdelijk, monitor de effecten, bespreek ze met burgers en pas aan indien nodig. Kortom: experimenteer! Wat is slimmer dan dat?

Tot slot. Er zijn altijd meer oplossingen voor hetzelfde probleem. De cruciale vraag is welke oplossingen niet alleen het probleem oplossen, maar ook stappen zetten in een richting die om meer redenen wenselijk is – de stad wordt dan bijvoorbeeld meer leefbaar, aantrekkelijk, duurzaam, of rechtvaardig. Slim is tenslotte vooral om het grote plaatje niet te vergeten.

Adriaan de Jong, Senior adviseur bouwregelgeving en partner bij Nieman Groep

“Ik signaleer al enige tijd, dus ook al ruim voor de huidige crisis, een tendens dat alles beheersbaar moet zijn. Deze tijd leert ons dat dit niet het geval is.​”

Wat zijn de gevolgen van een anderhalvemetersamenleving voor de bouwsector?

De hele wereld heeft te maken met de Covid-19 pandemie. Op dit moment wordt getracht de consequenties van deze pandemie beheersbaar te houden met maatregelen die diep ingrijpen in de samenleving. In de beginfase van deze crisis zei premie Rutte dat je met 50% van de kennis wel 100% besluiten moest nemen en iedereen had daar wel begrip voor. Inmiddels is duidelijk dat een besluit dat voor de één uitvoerbaar is, voor de ander volstrekt onwerkbaar is. Dat onderscheid geldt binnen dezelfde branche. De roep om maatwerk wordt met de dag sterker.

Dit geldt ook voor de vraag naar de gevolgen van een anderhalvemetersamenleving voor de bouwsector. De vraag kan gesteld worden of deze consequenties moet hebben voor onze gebouwen. Denk daarbij aan afmetingen van ruimten, verkeersroutes, sanitaire voorzieningen etc., maar ook aan uitvoering van (ventilatie)installaties in gebouwen. Daarbij hebben we te maken met bestaande gebouwen en nieuwe gebouwen. Kan in bestaande gebouwen nog wel met de oorspronkelijke bezetting worden gewerkt of moet de bezetting worden verlaagd? Moet er bij het ontwerp van nieuwe gebouwen gerekend worden met meer vloeroppervlakte per persoon? Zijn bijvoorbeeld de huidige voorschriften met betrekking tot ventilatie nog afdoende?

Ook zijn er vragen te stellen over de gevolgen voor het samenwerken van mensen in het gehele bouwproces. De gevolgen voor de mensen die bezig zijn in het ontwerptraject, waarbij dit veelal plaatsvindt in een kantooromgeving, zijn anders dan de gevolgen voor de uitvoerende bouw. Daar waar producten geproduceerd worden zal het er weer anders aan toegaan dan daar waar in het werk intensief samengewerkt moet worden om bouw- of installatieonderdelen te monteren.

Mijn eigen inbreng in de bouwsector spitst zich vooral toe op advisering, veelal in het ontwerptraject en soms op het gebied van vraagstukken die tijdens de uitvoering naar voren komen. Het betreft echter overwegend advies van achter het bureau. Dan leert de afgelopen periode mij een aantal zaken:

De huidige digitale mogelijkheden voor thuiswerken functioneren over het algemeen uitstekend. Een compliment voor alle partijen die hier op welke wijze dan ook een rol in spelen!

Tijdens het werken met collega’s op kantoor wordt er blijkbaar ongemerkt meer tussen de bedrijven door of in de wandelgangen afgestemd dan waarvan je je bewust was. Bij thuiswerken gebeurt dit overleg alleen via telefoon, mail of beeldbellen. Dit maakt het thuiswerken intensief en soms ook hectisch.

Doordat veel partijen nu noodgedwongen ervaring opdoen met het voeren van digitaal overleg, verwacht ik dat dit in de toekomst meer gebruikt zal gaan worden. Daarbij signaleer ik het volgende:

Ik heb de indruk dat de diepgang van de onderlinge afstemming in een digitaal overleg minder is dan wanneer je fysiek bij elkaar aan tafel zit. Goed om je daar bewust van te zijn.

Er wordt bespaart op reistijd. Door deze vrijgekomen tijd te gebruiken voor het vastleggen van hetgeen besproken is en dit vervolgens door eenieder te laten controleren op juistheid en compleetheid, kan weer de juiste ‘gesprekskwaliteit’ worden bereikt.

Doordat er wordt bespaart op reistijd, is drempel om gezamenlijk overleg te voeren lager zodat er eerder of vaker een moment voor afstemming in teamverbandkan worden gekozen.

Besparing op reistijd betekent minder verkeersdruk en minder uitstoot van voor het milieu schadelijke stoffen.

Ter afsluiting dan nog het volgende. Ik signaleer al enige tijd, dus ook al ruim voor de huidige crisis, een tendens dat alles beheersbaar moet zijn. Deze tijd leert ons dat dit niet het geval is. Er ontstaat weer wat meer begrip voor elkaar en voor het feit dat niet alles altijd maar direct oplosbaar is. Ik hoop dat hier iets van overblijft, ook als deze crisis voorbij is of als deze met alle inspanningen van wetenschappers en beleidsmakers beheersbaar is geworden.

De anderhalvemetersamenleving heeft veel gevolgen voor het sociaal domein, de zorg, onze fysieke leefomgeving en het toezichtsdomein. In de komende tijd zullen wij steeds verschillende experts uit deze sectoren aan het woord laten met hun visie op welke implicaties de anderhalvemetersamenleving heeft voor zijn of haar domein.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.