Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2021:4461

26 november 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 20/2575

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder, [naam 1] hierna: de moeder,

gemachtigde: mr. I.E. Mussche,

en

het college van burgemeester en wethouders van Kampen, verweerder,

gemachtigde: mr. J.J. van Gaalen-Rens.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat er op basis van de Jeugdwet geen aanleiding is om aan eiser een individuele voorziening op het gebied van jeugdhulp toe te kennen.

Bij besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De meervoudige kamer van de rechtbank heeft als rechter-commissaris mr. W.M.B. Elferink aangewezen. Deze heeft op 5 februari 2021 een comparitie belegd. Op de comparitie zijn verschenen de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde. Van de zijde van verweerder zijn verschenen de gemachtigde, alsmede M. Troost en B. Pasman. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op verzoek van de rechtbank eveneens aan de comparitie deelgenomen in de persoon van [naam 2] Tijdens de comparitie is getracht het geschil te schikken. Partijen zijn na de comparitie nader in gesprek geraakt, maar de gesprekken hebben niet geleid tot een schikking.

Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 27 oktober 2021. Eisers moeder is verschenen, bijgestaan door eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door B.J.M. Meijerink.

Overwegingen

De feiten

1. Eiser is geboren in 2012. Hij woont met zijn jongere broer [naam 3] bij de moeder in Kampen. Daarnaast gaat hij, met [naam 3] , wekelijks naar zijn vader. Eiser is gediagnosticeerd met ASS en ADHD. Hij gaat naar het speciaal onderwijs.

De besluitvorming

2. Eisers moeder heeft zich met een verzoek om jeugdhulp gewend tot verweerder. Vervolgens hebben gesprekken plaatsgevonden op 9 januari 2020, 7 februari 2020 en 26 februari 2020. Verweerder heeft naar aanleiding van die gesprekken een plan van aanpak opgesteld. Dat plan van aanpak is door de moeder van eiser op 1 juli 2020 ondertekend voor gezien, maar niet voor akkoord. De moeder van eiser heeft op 15 april 2020 een persoonlijk plan ingediend. Daarin verzoekt zij om een voorziening op het gebied van jeugdhulp in de vorm van 3 dagdelen per week en een logeerweek in de zomervakantie bij een zorgboerderij, inclusief vervoer van de woning naar de zorgboerderij en individuele begeleiding, vrijetijdsactiviteit, nader vast te stellen. Verweerder heeft vervolgens bij het primaire besluit de gevraagde voorziening afgewezen. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd.

Het beroep

3. Eiser voert aan dat in het bestreden besluit onvoldoende rekening is gehouden met zijn behoeften. De validiteit van de rapportage van de gedragsdeskundige wordt in twijfel getrokken. De stukken staan vol fouten, onder andere ten aanzien van de omgangsregeling tussen eiser en zijn vader. Er hebben geen inhoudelijke gesprekken en/of observaties met eiser zelf plaatsgevonden. De hulpvraag ziet op drie aspecten: drie dagdelen en een logeerweek in de zomervakantie op de zorgboerderij, vervoer naar die zorgboerderij en begeleiding bij een vrijetijdsactiviteit. Verweerder heeft dat ten onrechte vertaald in met name opvoedkundige aangelegenheden. Gebruik van een algemene voorziening is voor hem niet mogelijk. Het blijkt niet uit het onderzoek dat dit is verricht door iemand die deskundigheid heeft op het gebied van ASS, ADHD en hoge intelligentie. De uitkomsten van het onderzoek zijn niet volledig door het college met eiser gedeeld.

De comparitie

4. In de comparitie is met partijen besproken waar eiser mee zit. De moeder vindt het belangrijk dat eiser meer en professionele ondersteuning krijgt bij het sociaal zijn. Ze merkt ook dat het voor haar pittig is. Ze vindt een voorziening nodig om overbelasting bij haar te voorkomen. Haar zoon [naam 3] krijgt soms ook te weinig aandacht. De vader heeft contact met de kinderen, maar zij gaat naar alle afspraken omdat hij veel uren werkt. In haar omgeving is er niemand die voor minder belasting van haar kan zorgen. De moeder voelt zich niet serieus genomen door verweerder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geconcludeerd dat middelen en doelen door elkaar lopen. Het doel is vergroten van de sociale vaardigheden van eiser en balans in het gezin. De zorgboerderij is een middel maar, aldus de Raad voor de Kinderbescherming, er zijn ook andere middelen. Daar zouden partijen over in gesprek moeten gaan. Daarvoor zou nog een ander gesprek moeten worden gevoerd waarin ook het gevoel van de moeder dat ze niet serieus wordt genomen aan de orde zou moeten komen.

Na de comparitie

5. Na de comparitie zijn partijen met elkaar in gesprek geweest. Verweerder heeft uiteindelijk aangeboden dat voor eiser BSO+ wordt ingezet, een middag per week en een dag per vakantieweek. Daarnaast biedt hij twee uur per week ambulante begeleiding thuis en op school aan. De aangeboden voorziening zal worden uitgevoerd door Prokino. De voorziening wordt getroffen voor de duur van een jaar. Het voordeel van Prokino ten opzichte van een zorgboerderij is volgens verweerder dat bij Prokino, anders dan bij de zorgboerderij, een gedragsdeskundige betrokken is die ook af en toe op de groep aanwezig is en die overstijgend mee kan denken met de groepsleiding over de ingezette weg. De inzet van ambulante begeleiding heeft volgens verweerder als voordeel dat [eiser] overal hetzelfde kan oefenen en leren. Dit geldt voor de BSO+, voor de thuissituatie bij moeder, maar ook bij vader en op school. Het oefenvlak moet breed zijn om vaardigheden onder de knie te krijgen en vast te houden. Het generaliseren is juist voor kinderen met ASS van belang: trainen en generaliseren van vaardigheden op de verschillende levensgebieden. Dat is waarom ook de ouders altijd onderdeel zijn van het hulptraject omdat van hen ook wordt verwacht dit met het kind te oefenen.

6. Eiser is het niet eens met de door verweerder voorgestelde voorziening. Volgens eiser is een voorziening op een zorgboerderij aanzienlijk beter omdat hij beter te bereiken is als hij buiten in de natuur is. Het Therapeutisch Centrum (hierna: TC) zegt ook dat hij veel beter te bereiken is als hij in de natuur is. Er is verder onvoldoende onderzoek gedaan naar de verschillende mogelijkheden om aan de hulpvraag te voldoen. Onduidelijk is welke andere voorzieningen beschikbaar zijn en niet is gemotiveerd waarom de aangeboden voorziening de juiste is voor eiser. Ook de locatie en het gebouw van Prokino zijn niet optimaal. Verder is twee uur begeleiding per week te weinig voor eiser om hem iets te leren. Tenslotte heeft verweerder de hulpvraag niet goed vastgesteld: het persoonlijk plan van eiser kent een andere hulpvraag.

De beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank volgt bij de beoordeling van het beroep de stappen die de Centrale Raad van Beroep heeft uiteengezet in zijn uitspraak van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477.

De vaststelling van de hulpvraag

7.1.De eerste stap in de beoordeling is of verweerder de hulpvraag goed heeft vastgesteld. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG) heeft in het plan van aanpak de volgende hulpvraag geformuleerd:

 Kijk mee naar waar wij als gezin recht op hebben (financiën, toeslagen).

 Help [eiser] sociale contacten op te bouwen en hem sociale vaardigheden aan te leren.

 Help [eiser] om te leren flexibel te zijn met minder structuur.

 Help mij de balans terug te vinden tussen zorgen voor [eiser] , zorgen voor [naam 3] en zorgen voor mijzelf.

Verweerder heeft deze hulpvraag ook vastgesteld. Uit het persoonlijk plan van eiser blijkt dat hij van mening is dat de hulpvraag bestaat uit, kort gezegd, de inzet van de zorgboerderij. De rechtbank overweegt dat de hulpvraag niet dient te worden vastgesteld in de vorm van een voorziening. De vraag welke voorziening aan de orde is, is immers een vraag die beantwoord wordt in de laatste stap van het stappenplan. De hulpvraag is een algemene, globale vaststelling van wat, naar de mening van het college van burgemeester en wethouders, juridisch gezien nodig is om de algemene doelen die in artikel 2.3 van de Jeugdwet zijn gesteld te bereiken. De voorziening is vervolgens het middel dat wordt ingezet om, in antwoord op de hulpvraag, het doel te bereiken. Uit de stukken van verweerder en uit het verhandelde tijdens de comparitie en het onderzoek ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de hulpvraag met name ziet op het aanleren van sociale vaardigheden van eiser en het leren omgaan met minder structuur. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat het gezin in onbalans verkeert en dat het gewenst is dat moeder en [naam 3] worden ontlast zodat ze weer op adem kunnen komen en moeder ook aan [naam 3] aandacht kan geven. Conclusie is dat verweerder de hulpvraag juist heeft vastgesteld.

De problemen

7.2.De tweede stap in de beoordeling is of verweerder juist heeft vastgesteld of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Daarover bestaat tussen partijen geen discussie. Eiser is gediagnosticeerd met ASS en ADHD. Daarnaast is sprake van overbelasting van de moeder en een tekort aan aandacht voor [naam 3] .

De vaststelling van de benodigde hulp naar aard en omvang

7.3.De derde stap in de beoordeling is of de hulp die naar aard en omvang nodig is, op juiste wijze is vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet onderzocht en op basis daarvan vastgesteld wat de benodigde hulp naar aard en omvang is. Weliswaar heeft verweerder gesteld dat sprake is van een vraag om hulp bij opvoedkundige problemen, hulp bij het aanleren van sociale vaardigheden en flexibel leren omgaan met minder structuur, maar verweerder heeft niet vastgesteld welke hulp daarop gericht is en wat de omvang van die hulp is. Gelet hierop komt het besluit voor vernietiging in aanmerking.

De eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen

7.4.De vierde stap is de beoordeling van verweerder of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van ouders toereikend zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het aanleren van sociale vaardigheden en flexibiliteit in combinatie met minder structuur binnen de lopende GGZ zorg kunnen worden opgepakt. Daarnaast is TC betrokken bij eiser. TC kan eiser helpen bij het vergroten van de sociale vaardigheden. Verder dienen ook school en ouders zelf te werken aan vergroting van deze vaardigheden. Dit kan door middel van speelafspraken, sportactiviteiten of andere activiteiten waardoor eiser in contact komt met anderen. In Kampen zijn voldoende voorzieningen die daarvoor geschikt zijn. Verweerder stelt in het bestreden besluit ook dat de draagkracht en draaglast van de moeder voldoende in balans is. Eiser is immers niet altijd bij zijn moeder maar ook bij zijn vader en op school. Op die momenten kan moeder aan haar herstel werken. Bovendien zijn er algemeen toegankelijke voorzieningen die helpend kunnen zijn voor haar.

7.4.1.Verweerder heeft na de comparitie en de gesprekken met eisers moeder overwogen dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat dit niet betekent dat hij terugkomt op het in het bestreden besluit ingenomen standpunt met betrekking tot de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen. De aanleiding om een ander standpunt in te nemen ligt volgens verweerder in de gewijzigde omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet duidelijk gemaakt welke (gewijzigde) omstandigheden tot het innemen van een ander standpunt hebben geleid. De eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen zijn naar het oordeel van de rechtbank aan de zijde van eiser niet gewijzigd. Ook om deze reden dient het besluit te worden vernietigd.

Het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp

7.5.De laatste stap in het stappenplan is de beslissing van verweerder of een voorziening op het gebied van jeugdhulp moet worden verleend. Verweerder heeft in het bestreden besluit geen voorziening getroffen. Wel is na de comparitie het onder 5. genoemde voorstel door verweerder gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende duidelijk dat in het bestreden besluit ten onrechte het afwijzende besluit van 17 juli 2020 is gehandhaafd en dat ten onrechte is geweigerd een voorziening op het gebied van jeugdhulp te treffen.

Conclusie en onderzoek mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien

8. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Verweerder heeft immers ten onrechte de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend geacht en verweerder heeft niet de aard en de omvang van de benodigde hulp vastgesteld. Wel heeft verweerder, na de gesprekken genoemd onder 5, een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk geacht. De rechtbank zal thans onderzoeken of het mogelijk is zelf in de zaak te voorzien.

Verweerder vindt dat eiser “het meest gebaat is bij de inzet van 1 middag BSO+ per week en daarnaast 2 uur per week ambulante begeleiding in de thuissituatie of op school.” Eiser is echter van mening dat hij het meest gebaat is bij de inzet van een zorgboerderij. Eiser betwist dat de inzet van BSO+ en ambulante begeleiding meer geschikt zou zijn voor hem. Hij verwijst daarbij naar het standpunt van mevrouw [naam 4] , werkzaam bij TC, zoals ingenomen tijdens een van de gesprekken na de comparitie. In het verslag van 30 maart 2021 wordt het volgende vermeld: “Mevrouw [naam 4] is van mening dat het nodig is dat er specialistische hulp nodig is, om [eiser] bij te sturen, aangezien [eiser] een erg korte spanningsboog heeft (ongeveer 10 minuten). Ze heeft zorgen over zijn sociale interactie. [eiser] kan opstandig en brutaal worden, aangezien anderen hem niet begrijpen. Zijn gedrag kan iets afwijzends oproepen bij anderen, omdat het hem niet lukt gepast te reageren. Hij heeft erg veel ondertiteling en leerervaringen nodig om zich te kunnen ontwikkelen. [eiser] heeft bijsturing nodig in een leeromgeving die bij hem past. […] Ze hebben gemerkt dat [eiser] beter te bereiken is als je iets met hem onderneemt en dan vooral buiten.” Eiser meent dat verweerder ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan wat mevrouw [naam 4] heeft gezegd. Hij is het best aanspreekbaar en kan vooral goed functioneren als hij buiten is. Dat is bij de inzet van BSO+ niet het geval.

Los daarvan vindt hij dat begeleiding bij zijn moeder en bij zijn vader en op school niet nodig is. Hij verwijst opnieuw naar wat mevrouw [naam 4] heeft gezegd: “Mevrouw [naam 4] geeft aan dat de huidige inzet gericht is op hoe moeder alles vol kan houden. Moeder heeft al veel handvatten gekregen door de hulpverlening en mevr. [naam 4] ziet dat moeder dit goed doet. In de thuissituatie is hierbij volgens haar niets nodig. [eiser] heeft geen individuele begeleiding nodig van moeder of van iemand anders, maar dient zich in groepsverband te ontwikkelen, met begeleiding. Moeder kan [eiser] niet dingen laten inzien, dit moet van buitenaf gedaan worden. Het stimuleren van sociale vaardigheden is niet te behandelen, maar dient [eiser] te ervaren.”

8.2.De rechtbank overweegt ten aanzien van het standpunt van verweerder omtrent de in te zetten voorziening dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem voorgestane voorziening adequaat is voor de hulpvraag van eiser. Het gaat erom dat eiser hulp krijgt bij de problemen waarmee hij geconfronteerd wordt. De deskundige van TC, sinds meer dan een jaar betrokken bij eiser, zegt nadrukkelijk dat het belangrijk is dat eiser bijsturing nodig heeft in een leeromgeving die hem past. Ze hebben gemerkt dat eiser beter te bereiken is als je iets met hem onderneemt en dan vooral buiten; daar kan hij goed functioneren en is hij ook aanspreekbaar. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit bij de BSO+ voorziening beter is voor eiser dan bij de zorgboerderij. Dat, in tegenstelling tot de zorgboerderij, bij de BSO+ voorziening ook een gedragskundige kan worden ingezet, die kan zorgen voor adequate begeleiding maakt dit niet anders. De rechtbank is namelijk tevens van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat die begeleiding ook noodzakelijk en adequaat is. Eiser heeft terecht verwezen naar het standpunt van de deskundige van TC, mevrouw [naam 4] , dat begeleiding bij moeder niet noodzakelijk is. Of begeleiding bij de vader van eiser wel noodzakelijk is, is niet duidelijk. Verweerder heeft de vader namelijk niet in het onderzoek betrokken. Bovendien heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt waarom begeleiding in het specifieke geval van eiser nodig is. Dat generaliseren juist voor kinderen met ASS van belang is moge zo zijn, maar de vraag is of het in het geval van eiser ook zo is. Het standpunt van genoemde deskundige doet daaraan twijfelen. Verweerder zou onderzoek naar eiser moeten doen door hem zelf te zien, wat tot nu toe niet heeft plaatsgevonden.

8.3.De rechtbank is, gelet hierop van oordeel, dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de voorziening die verweerder nodig acht, adequaat en toereikend is voor eiser. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij, in het geval de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de door verweerder voorgestane voorziening niet juist is, nader onderzoek zou willen doen. De rechtbank zal daarom volstaan met het vernietigen van het besluit en het gelasten dat verweerder een nieuw besluit neemt.

Is een voorlopige voorziening nodig?

9. In deze zaak zal verweerder een nieuw besluit moeten nemen. Blijkens het dossier geeft de moeder van eiser al sinds oktober 2019 signalen af dat hulp nodig is. Hulp, die eiser tot heden niet heeft ontvangen en die hij, gelet op het voorgenomen onderzoek en het nog te nemen besluit van verweerder, niet op korte termijn zal ontvangen. Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind vormen de belangen van het kind bij alle maatregelen betreffende kinderen de eerste overweging. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voor de komende periode in het belang van eiser op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Die voorlopige voorziening houdt in dat verweerder eiser een individuele voorziening op het gebied van jeugdhulp toekent van een dagdeel per week en een dag per week in de vakantieperioden bij een zorgboerderij. De voorziening houdt tevens in het vervoer van huis naar de zorgboerderij en terug. De voorziening zal gelden voor een periode van zes maanden na bekendmaking van deze uitspraak van de rechtbank. Indien binnen deze periode geen nieuw besluit door verweerder wordt genomen, zal de voorziening gelden tot zes weken nadat dit besluit is verzonden. De rechtbank is van oordeel dat deze voorziening nodig is om op korte termijn in de reeds bijna twee jaren bestaande hulpvraag te voorzien.

De conclusie en de proceskosten

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.938,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 534,--, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het verschijnen ter comparitie, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt € 748,-- in beroep en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank

 verklaart het beroep gegrond;

 vernietigt het bestreden besluit;

 bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verweerder eiser een individuele voorziening op het gebied van jeugdhulp toekent van een dagdeel per week en een dag per week in de vakantieperioden bij een zorgboerderij. De voorziening houdt tevens in het vervoer van huis naar de zorgboerderij en terug;

 deze voorlopige voorziening geldt voor een periode van zes maanden na de datum van bekendmaking van deze uitspraak dan wel tot zes weken na verzending van het nieuw te nemen besluit op bezwaar indien dit besluit later dan zes maanden wordt verzonden;

 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,-- aan eiser te vergoeden;

 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.938,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink, voorzitter, en mr. R.J. van Lochem en mr. M. van Loenen, leden, in aanwezigheid van mr. E.G.M. ten Kate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Artikel delen