In deze zaak gaat het om een inwonende volwassen dochter die rolstoelgebonden is en daarom begeleiding nodig heeft. Gemeente wil geen zorg vanuit de Wmo geven, omdat de vader deze begeleiding kan bieden. De rechter oordeelde op 8 november echter dat de vader niet verplicht kan worden de geïndiceerde zorg onbetaald te verrichten.
De vader biedt de dochter begeleiding. Eerder deed hij dit vanuit een AWBZ-PGB. Bij de overgang van AWBZ naar de Wmo, vond de gemeente echter dat er geen maatwerkvoorziening nodig was, omdat de vader dit als mantelzorger kan doen.
Financiële vergoeding
De zorgvraagster wil loskomen van de thuissituatie en daarom vrij zijn de hulpverlener in te kunnen kopen die zij zelf wil. Op den duur zou dat dus een andere zorgverlener kunnen zijn dan haar vader. Daarnaast wil zij dat met een financiële vergoeding recht wordt gedaan aan dat haar vader tijd besteedt aan haar begeleiding.
Tussenoordeel
De rechters oordeelden in een tussenoordeel dat de door de vader verleende zorg geen mantelzorg is, omdat niet gebleken is dat deze zorg vrijwillig gegeven wordt. Er is pas sprake van mantelzorg als dit onbetaald en vrijwillig verleend wordt. De vader kan niet verplicht worden deze geïndiceerde zorg onbetaald te verrichten.
Beide partijen moeten nu om tafel om te bekijken welke zorg in deze situatie bovengebruikelijk is en daarmee valt onder Wmo-begeleiding. De zaak is daarom aangehouden zodat partijen met elkaar in overleg kunnen.