Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Is de Participatiewet nog te redden? 3 experts reageren.

Redactie Zorg&Sociaalweb 9 december 2019

Onlangs publiceerde het SCP een rapport waaruit voortkwam dat de Participatiewet nauwelijks zijn belofte heeft ingelost. Bijstandsgerechtigen merken nauwelijks iets van de wet en mensen die het recht op toegang tot een sociale werkvoorziening verloren hebben nu zelfs minder kans op een baan. Voor jonggehandicapten stegen de baankansen, maar dit ging echter vooral om tijdelijk werk. Daarnaast verslechterde hun inkomenspositie. Is de Participatiewet daarom nog te redden, of is dit het moment om conclusies te trekken? Fred Zijlstra, Hans Nacinovic en Félix Alejandro Pérez reageren.

Fred Zijlstra, Directeur Centrum Inclusieve Arbeidsorganisaties en hoogleraar Arbeids- en organisatiepsychologie

“De Participatiewet verdient het om gered te worden!”

De gedachte achter de Participatiewet was goed: iedereen moet (volwaardig) mee kunnen doen in de samenleving. En volledig participeren betekent ook meedoen op de arbeidsmarkt en zelf je eigen inkomen verdienen. Daarom is de Banenafspraak ook een wezenlijk onderdeel van de Participatiewet. Echter de banen waarin de mensen zouden moeten participeren, zijn er niet.

Hoewel in diverse sectoren (zorg, onderwijs, logistiek, techniek) grote personeelstekorten zijn, wil dat niet zeggen dat mensen uit de doelgroep ‘Banenafspraak’ daar terecht kunnen. Werk stelt tegenwoordig veel hogere eisen dan enkele decennia geleden. Het werk is veranderd, veel meer gericht op dienstverlening. Daarbij moeten werknemers sociaalvaardig en representatief zijn, zelfstandig kunnen werken, goed kunnen plannen, verantwoordelijkheid kunnen nemen, en emoties goed kunnen beheersen. Tegelijkertijd wordt er veel gebruik gemaakt van computers en internet, wat veel aandacht en concentratie vergt, en waardoor het werktempo veel hoger is geworden. Allemaal factoren waardoor het werk intensiever en complexer is geworden. Tegelijkertijd vragen organisaties liefst ‘manusjes van alles’, die multi-inzetbaar zijn, ofwel mensen die goed geschoold en opgeleid zijn. Werk is topsport geworden.

De drempel om toe te treden tot de arbeidsmarkt is hoger komen te liggen: dus ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ wordt gecreëerd door een veranderende arbeidsmarkt.

De toename van werkeisen is ook een probleem voor mensen die nu aan het werk zijn: veel mensen klagen over hoge werkdruk (66 %), en hebben psychische klachten (stress, burnout). Psychische klachten vormen inmiddels de voornaamste oorzaak voor arbeidsongeschiktheid.

Dus enerzijds hebben we te maken met een groep mensen die wel zou willen werken, maar voor wie geen geschikt werk is (volgens Minister Koolmees ongeveer 1,2 miljoen). Terwijl er anderzijds tekorten op de arbeidsmarkt zijn, werknemers overvraagd worden en uitvallen.

Om deze maatschappelijke uitdaging aan te pakken moet het werk anders georganiseerd worden. De efficiëntiemaatregelen van de laatste decennia hebben ertoe geleid dat in veel organisaties de lagere functies zijn weggesaneerd. Hierdoor verdwenen de mensen wel, maar het werk dat ze deden niet. Het idee was dat de achterblijvers (veelal hoger opgeleiden) het werk er wel bij konden doen, met hulp van computers. Het gevolg is dat nu veel mensen een fors deel van hun tijd taken uitvoeren (vaak ondersteunende administratieve taken) waarvoor ze overgekwalificeerd (te duur) zijn. Soms is dat 30 á 40 % van hun tijd. De administratieve last is overal toegenomen: in de zorg, in de techniek, in het onderwijs, enzovoort. Dit is niet efficiënt: niet vanuit bedrijfseconomische noch vanuit maatschappelijke en psychologische overwegingen.

Door het werk anders te organiseren kunnen taken en functies weer gedifferentieerd worden, en kan ervoor worden gezorgd dat bij het ontwerp van werk rekening gehouden wordt met de capaciteiten van mensen. Diverse voorbeelden, in allerlei sectoren, laten zien dat dit van meerwaarde is. Bovendien pakt het voor werkgevers ook voordeliger uit. Het is goedkoper als men schaarse medewerkers kan vervangen door wat minder gekwalificeerde (dus ook minder dure) medewerkers. Maar belangrijker is dat dit ook kan helpen om werknemers die overbelast zijn, en hoge werkdruk hebben, te ondersteunen door ‘oneigenlijke’ taken (vaak simpele taken zoals administratie, of aan- en afvoer van materialen etcetera.) uit handen te nemen. Dit vermindert de werkdruk en bevordert de duurzame inzetbaarheid van werknemers. De Participatiewet lost dus feitelijk niet alleen het maatschappelijk probleem op, maar kan ook organisaties helpen om HR-problemen op te lossen. Dus: redt de Participatiewet!

Hans Nacinovic, Jurist en Docent Participatiewet

“Als je cynisch naar de Participatiewet kijkt, kun je stellen dat deze in hoofdzaak prima is gelukt.”

De Participatiewet is politiek verkocht als één nieuwe regeling voor de arbeidsvoorziening voor alle gevallen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, ter vervanging van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (WSW). En over het feit dat hier wat moest gebeuren, bestond op zich Kamerbrede overeenstemming. De kosten voor de Wajong en WSW bleven maar oplopen. Bovendien was bij de WSW een enorm lange wachtrij ontstaan voor nieuwe toetreders, door dat er vrijwel geen uitstroming uit de WSW plaatsvond, anders dan door het bereiken van de AOW-leeftijd.

Maar als je kijkt naar wat er feitelijk in de wetgeving is vastgelegd kun je niet anders dan concluderen dat er geen echte nieuwe wet is. De Participatiewet is in basis niets anders dan de Wet werk en bijstand met een nieuwe naam. De belangrijkste wijzigingen bij de invoering van de Participatiewet in 2015 de beperking van de Wajong voor nieuwe gevallen tot mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en afsluiting van de toegang tot WSW voor nieuwe gevallen. Als je cynisch naar de Participatiewet kijkt, kun je ook vaststellen dat deze in hoofdzaak dus prima is gelukt. De toegang tot de Wajong en WSW is daadwerkelijk ingeperkt.

In de Participatiewet zijn de nieuwe re-integratie-instrumenten beschut werk en werken met loonkostensubsidie opgenomen. En deze twee instrumenten hebben de door de politiek gewekte verwachtingen nog niet echt kunnen inlossen. Daar zien ook de kritische conclusies van het SCP op toe.

Heel onverwacht vind ik die conclusies niet. Het beschut werk is te vrijblijvend geregeld voor gemeenten. Om gemeenten te dwingen voldoende beschutte werkplekken aan te bieden zijn de te realiseren aantallen nu per gemeenten dwingend voorgeschreven. Maar eigenlijk kunnen we de sociale werkplaatsen gewoon niet missen. Maar we moeten er wel voor waken dat we niet weer dezelfde fout maken als bij de WSW. Een WSW’er kon namelijk doorgroeien tot een salaris van ongeveer 130% van het minimumloon. Dat is weliswaar geen topsalaris, maar wel veel meer dan dat aan de onderkant van de arbeidsmarkt verdiend kan worden door iemand zonder arbeidsbeperking. Je hoeft geen genie te zijn om te kunnen voorspellen dat als het salarisniveau bij een sociale werkplaats voor eenvoudig werk boven de 110 % van het minimumloon zou uitkomen, dezelfde problemen als met de WS opnieuw zullen optreden.

Het instrument van de loonkostensubsidie zou op zich goed kunnen werken, maar hoort eigenlijk niet in de Participatiewet. Deze subsidie wordt immers verstrekt aan de werkgever. Nu is het zo dat de gemeente waarin de (beoogde) werknemer woont verantwoordelijk is voor de loonkostensubsidie aan een werkgever, ongeacht waar deze werkgever gevestigd. De gemeente blijft ook verantwoordelijk als de betreffende werknemer nadien naar een andere gemeente verhuisd. Dit heeft als nadeel dat een werkgever werknemers wil aantrekken uit omliggende gemeenten met als die gemeenten afzonderlijk om de tafel moet en anderzijds dat als een gemeente de loonkostensubsidie eenmaal heeft toegekend, zij ook als betrokkene geen inwoner meer is, zij daar nog jaren aan vast kan blijven zitten. De wetgever zou er goed aan doen om de loonkostensubsidie voor de werkgever te centraliseren.

Maar los van dat alles moet je realiseren dat de Participatiewet gewoon de bijstandswet is en dat door de jaren heen de omvang van de bijstandspopulatie in het algemeen meer afhankelijk is geweest van externe factoren, zoals met name het economische tij, dan van de vigerende wetgeving.

Félix Alejandro Pérez​, Bestuurder bij FNV

''Waarom zou je een wet willen redden die mensen in armoede houdt? Vanwege het woord participatie?''

Nadat het SCP haar rapport over de Participatiewet heeft uitgebracht klinkt er uit de monden van vele organisaties (VNG, DIVOSA, etc.) een luid en duidelijk geluid: de participatiewet is mislukt. De vraag is wat ons betreft waarom zou je de participatiewet nog willen redden?

Dat de uitwerking van de Participatiewet te wensen overlaat, is een understatement. Het begint al bij de ontoereikende gelden: met de Participatiewet is een bezuiniging van 1,7 miljard gemoeid. Mensen kunnen met een Participatiewet-uitkering nauwelijks rondkomen. Sociale werkbedrijven worden ontmanteld en veel te veel mensen met een arbeidsbeperking staan aan de kant. Dat is inhumaan en ook onverkoopbaar in zo’n rijk land als het onze.

Waarom zou je een wet willen redden die mensen in armoede houdt? Vanwege het woord participatie? Omdat we in de zorg, in scholen, in de techniek een groeiend tekort aan geschoolde vakkrachten hebben? Omdat we mensen met een arbeidsbeperking aan een volwaardig bestaan willen helpen? Wat de FNV betreft kan de huidige participatiewet in de versnipperaar. Wij kiezen een andere benadering. We hebben 3 decennia van bezuinigingen achter de rug en waar heeft dit ons gebracht? In plaats van bezuinigen moet er geïnvesteerd worden.

Het minimumloon moet omhoog naar minimaal €14 per uur en de daaraan gekoppelde uitkeringen moeten meestijgen. We moeten stoppen met zinloze re-integratietrajecten, waarbij mensen worden gebruikt als gratis werkkrachten in plaats van een cao-loon te ontvangen. Wij willen investeringen in een recht op een menswaardig inkomen, maatwerk bij het ondersteunen van het zoeken naar werk en gewenste of noodzakelijke scholing, ook voor ‘Nuggers’.

Met de huidige Participatiewet worden er duizenden echte banen aan de arbeidsmarkt onttrokken. Banen die mensen wel uit de armoede helpen. De FNV wil dat er wordt geïnvesteerd in het door-ontwikkelen van de nog bestaande SW-bedrijven tot sociaal ontwikkelbedrijven, waar voldoende beschut werk wordt geboden die zowel functioneren als springplank richting regulier werk dan als vangnet voor wanneer dat nodig is. Mensen met een arbeidsbeperking moeten via die sociale ontwikkelingsbedrijven recht krijgen op professionele ondersteuning bij (het zoeken naar) passend werk. De kostendelersnorm is medeoorzaak van meer daklozen, zoals onlangs gemeld door onder andere de federatie daklozenopvang. Financiële zelfstandigheid van mensen met een arbeidsbeperking moet weer terug, bijvoorbeeld door een Wajong uitkering via UWV gegarandeerd tot 27 jaar met pas dan een toets wat iemand qua werk en gezondheid kan.

Verschil in uitvoering van beleid tussen gemeenten leidt tot rechtsongelijkheid tussen burgers terwijl gemeentes de wet niet eens uitvoeren (ja, daar hebben wij voorbeelden van)! De verplichte sancties die mensen straffen als ze een foutje maken, moeten verdwijnen. Daarmee motiveren we niet. Dit brengt mensen in de schulden, maakt mensen letterlijk ziek en zet hen buiten de maatschappij: dag participatie!

Wat de FNV betreft is de huidige participatiewet mislukt. Er is een fundamenteel andere benadering nodig, waarbij we weer gaan investeren in mensen. Op naar de Investeer-in-mensen-wet!

Op 28 januari en 11 februari geeft Sociaalweb in samenwerking met juristen mr. Hans van Rooij en mr. Kees-Willem Bruggeman de tweedaagse Basiscursus Participatiewet. Bekijk het volledige programma hier.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.