De Wmo-werkplaatsen, bij veel gemeenten bekend, zijn door de wisselwerking tussen onderzoek, onderwijs en praktijk een succesvolle formule om kennis te ontwikkelen en toe te passen. Dit najaar heeft VWS de lectoren per brief geïnformeerd over de doorontwikkeling van de werkplaatsen.
Om de verbreding en consolidering van de Wmo-werkplaatsen te faciliteren, besloot staatsecretaris Van Rijn, na overleg met de VNG, de subsidiëring van de veertien werkplaatsen voor de periode 2016 – 2018 voort te zetten. (Het gaat om € 2,6 miljoen per jaar.)
Rol lector en hogeschool
De focus van Wmo-werkplaatsen ligt kennisvragen uit de lokale praktijk, die betreffen steeds meer sociaal domein-brede vraagstukken. De voor de Wmo-werkplaats verantwoordelijke lector en zijn hogeschool behouden hun trekkende rol. De lector krijgt daarbij versterking van een ‘medetrekker’.
Rol ambtelijk vertegenwoordiger
Elke werkplaats heeft in 2016 ten minste drie gemeenten die deelnemen aan de werkplaats, waaronder tenminste één met voldoende substantie in het gemeentelijke veld. Deze gemeenten wijzen in overleg met de lector en de hogeschool een ambtelijk vertegenwoordiger als medetrekker aan. De hogeschool is penvoerder van de werkplaats en dient het met de medetrekker afgestemde subsidieverzoek in.
