Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

11 zorgen over het keukentafelgesprek

Ciëntenorganisaties krijgen regelmatig vragen op over het keukentafelgesprek. In deze publicatie aandacht voor 11 veel voorkomende vragen en zorgen van burgers.

24 mei 2016

Zorg 1. “Ik sta als inwoner machteloos tegenover de ambtenaar van de gemeente”
De gemeente is verplicht om zorgvuldig te werk te gaan in dat onderzoek en dus ook bij het gesprek. Het is een taak van de gemeente om er voor te zorgen dat de inwoner het gesprek goed geïnformeerd en goed voorbereid kan voeren. Daar zijn een aantal waarborgen voor. Zo heeft de inwoner het recht om zich te laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner.

Zorg 2. “De gemeente wil in het gesprek alleen maar bezuinigen op de ondersteuning”​
Centraal in het gesprek staat dat gemeente en inwoner samen bekijken wat de mogelijkheden zijn om de ondersteuning goed te organiseren. De gemeente voert het gesprek niet met het simpele uitgangspunt van bezuinigen. De gemeente kan de inwoner verwijzen naar algemene voorzieningen als die bijdragen aan de oplossing van het probleem. Maar maatwerkvoorzieningen blijven mogelijk als de ondersteuningsbehoefte dat nodig maakt. Als de inwoner meent dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij altijd een formele aanvraag indienen.

Zorg 3. “De gemeenten voert niet in alle gevallen een gesprek”
De gemeente maakt duidelijk aan haar inwoners bekend wat de mogelijkheden zijn om hun hulpvraag kenbaar te maken en wat de regels zijn rond "het gesprek". Hoe dat precies gebeurt, is afhankelijk van de situatie. In de meeste gevallen zal er een gesprek aan te pas komen. Maar er zijn situaties waarin een uitgebreid gesprek overdreven zou zijn. Als mensen en hun situatie al goed bekend zijn bij de gemeente, of als het op voorhand duidelijk is dat het om een eenvoudige voorziening gaat, dan is het soms niet nodig om een uitgebreid onderzoek te doen. Daarmee wordt onnodige bureaucratie voorkomen. De gemeente moet hier wel altijd een zorgvuldige afweging in maken.

Zorg 4. “De gespreksvoerders van de gemeente weten niet over wie en waar ze het over hebben”
De gespreksvoerder dient kennis te hebben van de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner. Hij moet zich kunnen inleven en een realistische inschatting maken van diens vermogens en beperkingen.

Zorg 5. “Iedereen, zelfs een vrijwilliger, kan het gesprek voeren”
Gemeenten kunnen vrijwilligers inzetten om gesprekken te voeren met inwoners over hoe zij omgaan met verminderde zelfredzaamheid en hoe zij hen kunnen helpen. Dit is echter iets anders dan het formele gesprek vanuit de gemeente dat plaatsvindt als de inwoner zijn behoefte aan ondersteuning bij de gemeente heeft gemeld. Het gesprek vanuit de gemeente is gericht op het doen van onderzoek en het voorbereiden van een besluit over de passende vorm(en) van ondersteuning. Dit formele gesprek wordt gevoerd door iemand van of namens de gemeente. Dit is altijd een professional.

Zorg 6. “Ik moet maar afwachten wat de gemeente allemaal voor mij bedenkt”
De bedoeling van het gesprek is om samen te kijken naar de situatie en naar de oplossingen die daarbij passen. De opdracht van de gemeentelijke gespreksvoerder is om zorgvuldig te kijken naar de situatie en te luisteren naar het verhaal van de inwoner zelf.

Zorg 7. “Ik heb geen recht meer op een persoonsgebonden budget als de gemeente dat niet nodig vindt”
Er zijn twee soorten voorzieningen in de Wmo, een algemene voorziening (bijvoorbeeld de maaltijdservice) en een maatwerkvoorziening (bijvoorbeeld een woningaanpassing of individuele begeleiding). Inwoners die een maatwerkvoorziening krijgen mogen kiezen voor een persoonsgebonden budget (PGB).

Zorg 8. “Mantelzorgers krijgen het steeds zwaarder”
De gemeente is verantwoordelijk voor het bieden van passende ondersteuning aan inwoners en hun mantelzorgers. De gemeente kan mensen niet verplichten om mantelzorg te geven. In het gesprek zal bekeken worden hoeveel ondersteuning de mantelzorger nu geeft, hoeveel hij kan geven en welke ondersteuning hij zelf nodig heeft. De gemeente heeft immers ook de opdracht om te
zorgen dat mantelzorgers ondersteuning krijgen en niet overbelast raken. Denk aan informatie en advies, emotionele steun en educatie, passende respijtzorg of praktische en materiële hulp.

Zorg 9. “De gemeente weet straks alles van mij, niets blijft meer privé”
De gemeente heeft gegevens nodig om te kunnen beoordelen welke ondersteuning de inwoner nodig heeft. Het uitgangspunt is dat de inwoner zelf bepaalt wat er met zijn eigen gegevens gebeurt. Hij is niet verplicht om alle informatie zo maar te geven.

Zorg 10. “Als ik een hoog inkomen of veel vermogen heb, krijg ik geen maatschappelijke ondersteuning”
Gemeenten mogen inwoners de toegang tot de Wmo niet weigeren op grond van hun inkomen en/of vermogen. Iedere inwoner die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning kan een gesprek met de gemeente aanvragen. Tijdens dat gesprek mag de
financiële situatie van de inwoner wel aan de orde komen. Zowel voor een maatwerkvoorziening als een algemene voorziening mag de gemeente een eigen bijdrage vragen.

Zorg 11.“Ik heb geen rechten meer als de gemeente heeft besloten om mijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening af te wijzen”
Als de gemeente de aanvraag voor een maatwerkvoorziening heeft afgewezen met een negatieve beschikking, kan de inwoner bezwaar maken bij de gemeente. De inwoner dient zijn bezwaar in bij het college van B en W. De bezwaarschiftencommissie van de gemeente beoordeelt het bezwaarschrift en geeft advies aan het college. Als het college het bezwaar afwijst, kan de inwoner in beroep gaan. Dat moet in eerste instantie bij de rechtbank en in tweede en laatste instantie bij de Centrale Raad voor Beroep. Als die een uitspraak heeft gedaan, is de rechtsgang beëindigd.

Download

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.