De screeningsinstrumenten die zorgverleners sinds een paar jaar moeten gebruiken om kindermishandeling op te sporen zijn matig betrouwbaar. Dit concludeert arts-onderzoeker Maartje Schouten die op 23 maart promoveert aan de Universiteit Utrecht.
Schouten onderzocht het gebruik van de vragenlijst SPUTOVAMO-R2 door 5 huisartsenposten in Utrecht. Artsen vulden de checklist in voor alle kinderen die in een jaar tijd een van deze huisartsenposten bezochten. In 108 gevallen was er sprake van een vermoeden van kindermishandeling. Van dit aantal bevestigde een multidisciplinair team dat daarvan 24 kinderen, dat is 22 procent, daadwerkelijk werd mishandeld..
De onderzoeker heeft vervolgens bekeken van welke kinderen in de tien maanden erna melding is gedaan bij Veilig Thuis. Van de 108 kinderen met een positieve checklist zijn er negen gemeld bij een advies- en meldpunt kindermishandeling. Dit betekent volgens Schouten dat van de honderd verdenkingen 92 onterecht waren. Bij een op de honderd kinderen was er volgens de screening niets aan de hand, maar bleek achteraf dat er toch een melding volgde.
Nederland is het enige land ter wereld waar een screening op kindermishandeling verplicht is.
